Schandaal in Frankrijk?
Als dit waar is (zie hieronder een bericht uit Le Figaro van vanmorgen), is het ernstig. We moeten dit nooit normaal gaan vinden en dan in de scepsis vervallen van: zo zijn politici nu eenmaal. Nee, we moeten hoge of eigenlijk: normale standaarden blijven aanhouden voor politici, anders raken we het vertrouwen kwijt dat een goed werkend democratisch stelsel mogelijk moet zijn.
D'après ses «bulletins de salaire», la Franco-Britannique a été rémunérée de 1998 à 2002 par François Fillon, alors député, sur une enveloppe destinée à la rémunération des assistants parlementaires. En 2001, elle a ainsi reçu 3900 euros brut par mois, selon l'hebdomadaire. À partir de l'été 2002, après l'entrée de François Fillon au gouvernement, son épouse, qui a toujours affirmé se tenir à l'écart des activités politiques de son mari, devient sur le papier collaboratrice de son suppléant Marc Joulaud, qui lui succède à l'Assemblée nationale.
D'après les chiffres obtenus par le Canard Enchaîné, c'est au cours de cette période qu'elle sera le mieux rétribuée (de 6900 euros à 7900 euros mensuels). En France, le fait d'embaucher des proches en tant que collaborateurs n'est pas interdit pour les parlementaires, à condition que ce ne soit pas un emploi fictif. Une collaboratrice parlementaire de Marc Joulaud, interrogée par ce journal, dit n'avoir «jamais travaillé avec elle, je n'ai pas d'infos à ce sujet. Je ne la connaissais que comme femme de ministre».
Interrogé par le Canard, le directeur de la revue, Michel Crépu, se dit «sidéré»: «Je n'ai jamais rencontré Penelope Fillon et je ne l'ai jamais vue dans les bureaux de la revue». Il précise toutefois que l'épouse de l'ancien premier ministre a signé «deux ou peut-être trois notes de lecture». Thierry Solère a dit à l'AFP que Michel Crépu était «mal renseigné».
LE SCAN POLITIQUE - Selon des
informations de l'hebdomadaire satirique, Penelope Fillon, l'épouse du
candidat à l'élection présidentielle, aurait été rémunérée pendant huit
ans comme attachée parlementaire de son mari pour un total d'environ
«500.000 euros bruts».
L'épouse du candidat de la droite à la présidentielle française,
Penelope Fillon, qui s'est toujours présentée comme une femme au foyer,
a été rémunérée en tant qu'attachée parlementaire de son mari puis de
son suppléant pour un total d'environ «500.000 euros brut», affirme
l'hebdomadaire satirique Le Canard enchaîné dans son édition à
paraître mercredi. Thierry Solère, porte-parole du candidat, a déclaré à
l'AFP que Penelope Fillon avait «bien été la collaboratrice de François
Fillon». «Il est fréquent que les conjoints des parlementaires soient
leurs collaborateurs», a-t-il affirmé, sans donner aucun chiffre sur sa
rémunération.D'après ses «bulletins de salaire», la Franco-Britannique a été rémunérée de 1998 à 2002 par François Fillon, alors député, sur une enveloppe destinée à la rémunération des assistants parlementaires. En 2001, elle a ainsi reçu 3900 euros brut par mois, selon l'hebdomadaire. À partir de l'été 2002, après l'entrée de François Fillon au gouvernement, son épouse, qui a toujours affirmé se tenir à l'écart des activités politiques de son mari, devient sur le papier collaboratrice de son suppléant Marc Joulaud, qui lui succède à l'Assemblée nationale.
D'après les chiffres obtenus par le Canard Enchaîné, c'est au cours de cette période qu'elle sera le mieux rétribuée (de 6900 euros à 7900 euros mensuels). En France, le fait d'embaucher des proches en tant que collaborateurs n'est pas interdit pour les parlementaires, à condition que ce ne soit pas un emploi fictif. Une collaboratrice parlementaire de Marc Joulaud, interrogée par ce journal, dit n'avoir «jamais travaillé avec elle, je n'ai pas d'infos à ce sujet. Je ne la connaissais que comme femme de ministre».
Un emploi à la Revue des deux mondes
En 2012, le Canard affirme qu'elle a de nouveau été rémunérée «pendant six mois au moins» quand François Fillon est redevenu député, après cinq ans au poste de premier ministre. L'hebdomadaire satirique indique aussi que Penelope Fillon a parallèlement été salariée, entre le 2 mai 2012 et décembre 2013, de la Revue des deux mondes, propriété de Marc Ladreit de Lacharrière, un ami de François Fillon. Elle touchait alors environ 5.000 euros brut par mois.Interrogé par le Canard, le directeur de la revue, Michel Crépu, se dit «sidéré»: «Je n'ai jamais rencontré Penelope Fillon et je ne l'ai jamais vue dans les bureaux de la revue». Il précise toutefois que l'épouse de l'ancien premier ministre a signé «deux ou peut-être trois notes de lecture». Thierry Solère a dit à l'AFP que Michel Crépu était «mal renseigné».
Een paar dagen later, toen een vrachtauto op onze cooperatieve boerderij kwam en de mannen in gezwinde vaart met een zak op de schouder/nek over de schuine plank omhoog liepen om de auto te laden kon ik niet achterblijven. En daar liep ik met mijn eerste zak over de smalle plank omhoog, iedereen keek gespannen toe, de mannen, vrouwen en kinderen die op de boerderij woonden en bij wie de komst van de vrachtauto een lichte opwinding teweeg had gebracht...
Jouw vader was een krachtpatser, lichamelijk en geestelijk (denk ik op grond van je verhalen). Misschien is krachtpatser niet het juiste woord maar ik denk dat je begrijpt wat ik bedoel.
Een vriend van mij was ook kleermaker, in Amsterdam. Hij kwam uit de Jordaan, werd chef coup. Uit zijn verhalen kreeg ik niet de indruk dat hij als "wijf" werd gezien. Hij was trots op zijn vakmanschap en heeft de gordijnen in mijn werkkamer genaaid toen hij vond dat mijn vrouw daar te lang mee wachtte. Zijn oude naaimachine staat bij ons nog steeds in de kelder.
Mijn vriend, onze vriend, "opa Baardje" voor onze kinderen, is een paar jaar geleden plotseling overleden, op z'n 72-ste. Zijn laatste krachtdaad was dat hij samen met mij een kast in onze huiskamer verzette en hij door z'n rug ging. 'Verdomme, m'n rug!' zei hij alleen maar binnensmonds.
Voor die rug ging hij in fysiotherapie. Na drie maanden was het nog niet over, tot zijn grote ergernis. Een week later was hij dood, voor iedereen volstrekt onverwacht.
Ik voelde mij vereerd dat ik door zijn kinderen werd gevraagd bij de begrafenis te spreken.
Twee dagen later. 'En hoe was de elfstedentocht?' luidde de spottende vraag.
'Ik heb er door die rotknie langer over gedaan dan ik wilde.'
Jaren eerder was hij aan een knie geopereerd en tijdens het werken in ons huis hoorde ik hem toen en ook later vaak vloeken over die rotknie. 'Moordenaar,' zei hij geloof ik tegen die knie.
Vele jaren na deze elfstedentocht was hij bezig de achtergevel van ons houten huis te vernieuwen, er stond een steiger tegen het huis, een beetje wiebelend, er door hem in zijn eentje neergezet, zonder verankering aan het huis. Met een zwaar, hardhouten raamkozijn van onze slaapkamer op zijn nek zette hij de eerste schreden op de aluminium buizen van de steiger.
'Zal ik je helpen?' vroeg ik.
'Nee, hoeft niet,' was zijn korte antwoord terwijl hij met dat gevaarte op zijn nek langzaam omhoog klom.
Bovenaan gekomen, op de tweede verdieping, en uit eigen ervaring weet ik dat dat vrij hoog is als je naar beneden kijkt, kreeg hij het kozijn niet door de buizen van de steiger heen, het bleef steken.
'Zal ik komen?' vroeg ik.
'Nee,' luidde het nog kortere antwoord. Gevolgd door 'Verdomme, wie is hier de baas!'
Even later zat het kozijn op zijn plek.
Bij zijn begrafenis memoreerde ik dit voorval. Zelfs zijn vrouw en kinderen die ernstig op de eerste rij zaten en het zelf niet voor elkaar kregen om iets over hem te zeggen en daarom hadden gevraagd of ik dat wilde doen, moesten lachen.
Mijn eigen vader was ook een chef, personeelschef, maar een voorstelling van zijn beroep kon ik me nooit maken. Als mijn vriendjes vroegen wat mijn vader had gedaan zei ik daarom altijd: hij werkte bij de Shell. Dat klonk vertrouwd, want op de lagere school gingen soms de gordijen dicht en werd een film vertoond, meestal van de Shell die ergens met bulldozers bomen in een oerwoud omver trok om de veelbegeerde olie uit de grond te halen.
Even, waarschijnlijk ten overvloede, dit: natuurlijk is mijn geschrijf hier in hoge mate autobiografisch. Toch moet je altijd oppassen om - zelfs hier - de verteller die zich 'ik' noemt, én het met 'ik' aangeduide personage in de vertelling, geheel en al te vereenzelvigen met de typende persoon achter de computer. Het is bekend: zo gauw je de werkelijkheid uit het verleden gaat vangen in taal, begin je die werkelijkheid te vervormen, begin je, hoezeer je jezelf ook vertelt dat het níet zo is, te liegen. Er bestaat een bekende Franse studie over het procédé van het autobiografisch schrijven. De titel luidt: "Je est un autre". Dat is geen krom Frans, maar een frase die de essentie van dit probleem weergeeft.
Inderdaad: "ik" is iemand anders. Maar "ik" ben wel blij dat ik "jou" hier op deze blogsite ontmoet, hoe virtueel die ontmoeting ook is.
Ik zal de verleiding weerstaan om mijn tikfouten te gaan verbeteren en ook dit stukje onteruggelezen (dat teruglezen doe ik al genoeg op mijn eigen website -- heb je de site gezien?) direct versturen.