|
Aafke en Jan Joost in 1973 bij het afscheid van hun vrienden in Puerto Saavedra |
Op de avond van
11 september 2013 liepen we met onze Chileense vriendin Noemi Baeza naar het
Nationale Stadion van Santiago, waar elk jaar herdacht wordt dat hier, in
september 1973, duizenden studenten, vakbondsmensen, progressieve priesters,
mensen van linkse politieke partijen en van buurtcomités op de tribunes rond
het voetbalveld gevangen zaten en in de kleedkamers verhoord en gemarteld
werden.
Een stroom van
mensen bewoog zich, veertig jaar na de staatsgreep, naar de hekken rond het
stadion. Bloemen werden bij de afrastering gelegd, kaarsen aangestoken,
pamfletten uitgedeeld. We luisterden naar de muziekgroepen op het podium, die
nieuwe liedjes zongen maar ook bekende, uit de verkiezingstijd van Allende:
“Deze keer gaat het er niet om, om van president te veranderen, maar nu gaat
het om een volk dat een ander Chili wil opbouwen.” We liepen door de
aangroeiende menigte om vrienden en bekenden te ontmoeten. “Ik ken bijna
niemand!” zei Noemi opgetogen. “Andere jaren waren we hier met honderd oudere
mensen en groette ik iedereen, maar nu zijn er duizenden, en heel veel jonge
mensen! De jongeren nemen het over!”
In 1973 verbleven
wij, tussen januari en augustus, in het zuiden van Chili. We woonden en werkten
er op twee landbouwcoöperaties; voormalige grootgrondbezittingen die volgens de
wet op de landhervorming aan groepen kleine boeren en landarbeiders waren
toegewezen. De ene coöoperatie lag dichtbij het Andesgebergte; de andere in Puerto Saavedra aan de
kust van de Stille Oceaan. ‘s Avonds schreven we, bij het licht van een kaars,
in onze dagboeken wat we die dag hadden meegemaakt.
Af en toe
brachten we een weekend door in de provinciehoofdstad Temuco; in het huis van
een ouder echtpaar, Rafael en Cristina. In Temuco zagen we de lange rijen
wachtenden bij winkels en lazen we over de aanslagen en destabilisatie-acties
van de fascistische groep Patria y Libertad. Rafael, die als kind de Spaanse
Burgeroorlog (1936-1939) had meegemaakt, was bezorgd over de gewelddadigheid
van Patria y Libertad en het steeds gespannener wordende politieke klimaat. Hij
waarschuwde voor een burgeroorlog.
Op de
landbouwcoöperaties deden we aan participerende observatie, net als de
Amerikaanse antropoloog Oscar Lewis, die
veldwerk had gedaan in Mexico. De aantekeningen in onze schriften werden de basis
voor ons eerste boek: Chileens Dagboek
uit 1974.
Kort na onze
terugkeer in Nederland vond de burgerlijk-militaire staatsgreep tegen de
regering-Allende plaats. Zowel het intense verblijf op het Chileense
platteland, als de wrede coup die een einde maakte aan de landhervorming en
progressieve politiek en de dood tot gevolg had van vier landarbeiders met wie
Jan Joost in Puerto Saavedra had samengewerkt, hebben een enorme invloed gehad op ons leven. Jan
Joost werd medewerker van het Chili Komitee Nederland, waar hij zich vooral
bezighield met de internationale economische betrekkingen van Chili,
economische boycot en beïnvloeding van het Nederlandse beleid. Later richtte
hij een eigen internationaal economisch beleidsonderzoekcentrum en forum op (FONDAD) en
kwam vanaf 1990 voor zijn werk geregeld in Chili. Aafke werd journaliste en
schrijfster, en zou in haar verhalen en in haar boeken vaak te werk gaan
volgens de participerende observatie-methode die ze in Chili had geleerd. In
1993-94 schreven we Weerzien met Chili,
waarin we vertellen over wat families hebben meegemaakt die we in 1973 hadden
leren kennen en in 2003 schreef Aafke Windjammers
in Delfzijl. De route van de chilisalpeter, dat in Chili door LOM werd uitgegeven als La travesia del salitre chileno. De la pampa a la tierra holandesa.
Al tijdens ons
verblijf in 1973 in Chili was bekend dat de Verenigde Staten er alles aan
hadden gedaan om het aan de regering komen van Allende te voorkomen – door
bijvoorbeeld het Chileense, democratisch gezinde hoofd van de strijdkrachten,
generaal René Schneider in oktober 1970 te laten vermoorden, met CIA-geld. Ook
was bekend hoe de Verenigde Staten, samen met rechtse politieke groepen en met
Chileense en Amerikaanse bedrijven, het land destabiliseerden om de regering
van Allende tot een mislukking te maken. Hoe verregaand de Amerikaanse
bemoeienis was, werd later nauwkeurig gedocumenteerd.
“Wij hebben een
duidelijk en continu beleid om Allende door een coup af te zetten,” aldus een
CIA-document uit 1970. “Noodzakelijk is dat deze acties clandestien en precies
gebeuren zodat de hand van de Amerikaanse regering verborgen blijft.”
De coup werd
voorbereid door de Chileense marine in Valparaíso, die nauwe banden had met het
Chileense bedrijfsleven en hulp kreeg van Amerikaanse marine-en
communicatietechnici. De CIA richtte een apart instituut op om de coup te
orkestreren en lijsten met linkse Chilenen aan te leggen die gearresteerd
moesten worden. Ook hielp de CIA om de geheime dienst DINA op te richten, die
na de staatsgreep duizenden Chilenen zou arresteren, martelen en vermoorden en meer dan duizend mensen zou laten
verdwijnen.
In 1975 reisde generaal
Manuel Contreras, de baas van de DINA, naar de Verenigde Staten om samen met de
CIA de grondslag te leggen voor Operación Condor, een samenwerkingsverband tussen
de geheime diensten van Chili, Argentinië, Brazilië, Uruguay, Paraguay en
andere Zuid-Amerikaanse landen en de CIA. In de jaren 70 en 80 zijn door
Operación Condor ongeveer 400.000 mensen opgepakt, 50.000 mensen vermoord en 30.000
mensen verdwenen. In het kader van Operación Condor zijn vooraanstaande
politici in Latijns-Amerika door autobommen of vergiftiging om het leven
gebracht, zoals de Chilenen Orlando Letelier en Carlos Prats en de Braziliaan João Goulart. Jan Joost werkte in 1976 met Letelier samen en toen
er in Washington in 1979 een proces plaatsvond tegen de moordenaars van
Letelier werd hij opgeroepen als getuige. Daar hoorde hij van een goed
geïnformeerde FBI-agent dat de DINA ook in Amsterdam actief was en dat het goed
mogelijk was dat ook hij in 1976 en daarna in de gaten was gehouden. Later vernam hij dat de
Chileense en de Nederlandse geheime diensten met elkaar samenwerkten.
“De militaire
staatsgreep van Pinochet” heette de coup
in Chili jarenlang. Maar die bewoordingen schieten tekort. Een zichzelf
verrijkende generaal – hij stal 26 miljoen dollar uit de Chileense staatskas
en zette het op geheime Amerikaanse banken – liet zich gebruiken om de
economische belangen van Chileense en westerse grote bedrijven te dienen. Het
was een militaire vrijemarkt-coup.
Chili was het
eerste land, vóór de Verenigde Staten en Engeland, waar onder dwang en
repressie het neoliberalisme werd ingevoerd. Vakbonden en vakbondsrechten,
linkse politieke partijen, buurtorganisaties, studentenverenigingen, hele
studierichtingen werden door het militaire regime afgeschaft om grote bedrijven
vrij spel te geven.
De neoliberale
politiek werd tijdens de dictatuur verankerd in de grondwet van 1980, die nog steeds
van kracht is. In die grondwet ligt vast dat Chili een samenleving is die gedomineerd wordt door grote
ondernemers. Een klein aantal oppermachtige zakenlui bestiert het
land.
Michelle Bachelet,
de verwachte nieuwe president, zegt dat zij de grondwet wil veranderen, maar de
kans daarop lijkt niet groot. De economen die zij als adviseurs heeft
aangetrokken zijn meest neoliberaal. Toen we onlangs bij Isabel Morel, de
weduwe van Orlando Letelier, in Santiago op bezoek gingen, vertelde ze ons dat ze
vier jaar geleden met een groep juristen had gepleit voor verandering van de
grondwet en weinig bijval kreeg.
Koper gaat nu in
grote hoeveelheden naar China, en ook hout, vis, fruit en wijn vinden hun weg
over de wereld. En terwijl Chili wordt gezien als het voorbeeld van geslaagde
kapitalistische ontwikkeling in Latijns-Amerika, is het tegelijk een land met grote
ongelijkheid tussen rijk en arm. Kleine bedrijfjes en industrieën leggen het
loodje, arme mensen steken zich met creditcards in de schulden en leven in
angst, in Santiago en in de kuststeden verrijzen honderden wolkenkrabbers die
met zwart geld betaald worden. De vakbonden vormen geen echte tegenmacht meer, onder andere omdat zij zich niet per bedrijfstak morgen organiseren. De meeste linkse politici hebben hun ziel verkocht aan het kapitaal, ook al zullen ze dat zelf waarschijnlijk niet zo zien (net als in Nederland).
“We zijn van de
21e eeuw weer teruggekeerd naar de 19e eeuw,” verzuchtte de oude econoom
Osvaldo Sunkel die we in Santiago interviewden. In de 19e eeuw voerden we
grondstoffen uit. In de 20e eeuw probeerden we onze eigen industrie, handel en
landbouw te ontwikkelen. Nu exporteren we weer grondstoffen.”
Maar er is
protest. Tijdens ons verblijf in Santiago zagen we overal affiches van Allende
hangen, elke avond waren er op de televisie programma’s over zijn inspirerende
sociale beleid en over de gruwelijkheid van het bewind-Pinochet. We maakten demonstraties
mee van studenten en familieleden van vermisten. Bij de studentenmanifestaties
trekken tienduizenden jonge mensen door de straten. Zij willen af van hun dure
en slechte, geprivatiseerde onderwijs en zij willen “een ander Chili”.
Aafke Steenhuis
en Jan Joost Teunissen
Boeken
Aafke Steenhuis
en Jan Joost Teunissen, Chileens Dagboek.
Xeno, 1974
Max Arian, Jan
Joost Teunissen en Klaas Wellinga, Cultuur
in Chili 1970-1973. Chili Komitee Nederland, 1978
Aafke Steenhuis
en Jan Joost Teunissen, Weerzien met
Chili. Contact, 1994
Aafke Steenhuis, Windjammers in Delfzijl. De route van de
chilisalpeter. Godert Walter, 2003