Brieven uit Santiago, Rio en Santos
Tussen eind augustus en begin oktober
2013 waren Aafke Steenhuis en Jan Joost Teunissen zes weken in Chili, Argentinië en Brazilië, voor een nieuw boek. Ze schreven een
aantal reisbrieven.
Brief 1 van Aafke en Jan Joost, september 2013
Santiago, Chili
Wij zijn nu een
week in Chili en hebben al veel gedaan. We verblijven in Santiago bij Noemi
Baeza en Roberto Coll, onze oude vrienden. Noemi kennen we uit 1974 toen zij
vluchtelinge in Nederland was.
Vanmiddag,
vrijdag 30 augustus 2013, begint de
officiële manifestatie, 40 JAAR, waarbij herdacht wordt dat de staatsgreep
tegen Allende veertig jaar geleden plaatsvond, en waarbij een delegatie van
Nederlanders en Chilenen, zo’n twintig man, meest van Nederlandse vakbonden en
solidariteitscomités, ontvangen wordt in de Technische Universiteit van
Santiago, met praatjes en muziek. Jan Joost gaat een verhaal houden over
politiek en solidariteit. Het is een spannende tijd, want er zijn binnenkort
presidentsverkiezingen, die vrijwel zeker worden gewonnen door de socialiste
Michelle Bachelet, die tot vier jaar geleden ook president was en zeer geliefd
is. De vraag is of zij echt een ander beleid zal voeren.
Zij zegt drie
belangrijke hervormingen te willen doorvoeren: een verandering van de grondwet,
die nog dezelfde is als tijdens de burgerlijk-militaire dictatuur is ingevoerd
en die het vrijwel onmogelijk maakt om een ander beleid te volgen, een
belastinghervorming, die rijke mensen en bedrijven meer belasting laat betalen,
en een onderwijshervorming. De afgelopen jaren waren er in Chili hevige scholierenacties
en studentenmanifestaties, om te protesteren tegen de lage kwaliteit en de
duurte van het geprivatiseerde, hogere onderwijs en om te pleiten voor
beïndiging van het neoliberale model waarvan het geprivatiseerd onderwijs een
onderdeel is. Maar Michelle Bachelet heeft onlangs een club van economen om
zich heen verzameld, meest neoliberale economen, om voor haar het toekomstige
beleid uit te stippelen. De vrees is nu dat het neoliberale beleid dat tijdens
de dictatuur is ingezet, en in iets mildere vorm tijdens de democatie is voortgezet,
onveranderd gehandhaafd zal blijven.
Meteen al de eerste dag hier gingen we ‘s avonds naar de diploma-uitreiking, en de presentaties, van de studenten mensenrechten in het instituut dat onze vriendin Ximena Erazo heeft opgericht. Ximena was als socialiste actief in de politiek en is jarenlang adviseur van de minister van binnenlandse zaken geweest, maar besloot dat er iets moest gebeuren op gebied van de mensenrechten. In alle wetten staat dat mensen recht hebben op een dak boven hun hoofd, op onderwijs, gezondheidszorg, werk, vrijheid van meningsuiting enzovoort, maar in de praktijk voeren regeringen beleid dat daar tegenin gaat. De meeste ambtenarene kennen de mensenrechten niet eens, zei ze. Wat Ximena nu al jaren doet, is dat ze cursussen voor ambtenaren en NGO-mensen en wetenschappers organiseert. Zij krijgen een intensieve cursus en workshops met het doel om de kwaliteit van het beleid te verbeteren. De avond dat wij er waren, gaven cursisten uit verschillende landen presentaties over het thema: mensenrechten en de herdenking van oorlogen en dictaturen. Zo was er een groep die had bestudeerd hoe de Spanjaarden de burgeroorlog van 1936-1939 herdenken – nog altijd is dat verleden belast en verdrongen, terwijl de onderzoeksrechter Baltazar Garzón, die onderzoek deed naar de slachtoffers en massagraven van de burgeroorlog, door de rechtse regering van Spanje onlangs uit zijn ambt is gezet. Ook ging het over de gewelddadige periode van Lichtend Pad en de militaire regering van Peru – daar komt een museum over – en over de geschiedenis van Paraguay, waar Operación Condor, de gemeenschappelijke operatie van geheime diensten van Zuid-Amerikaanse dictaturen in de jaren ‘70 en ‘80, in de jungle een geheim martelcentrum en een coördinatiecentrum had. Operación Condor was een gruwelijk verbond dat maakte dat duizenden mensen zijn opgepakt, vermoord en verdwenen – er werden 400.000 mensen opgepakt, er vielen 50.000 doden en er zijn 30.000 vermiste gevangenen. Later werd bekend dat de operatie werd geïnitieerd en georganiseerd door de Verenigde Staten en dat de Chileense generaal Manuel Contreras, indertijd het hoofd van de geheime dienst DINA, tijdens een verblijf in de VS het ontwerpplan voor Operación Condor schreef. Al die informatie over hoe de geheime diensten samenwerkten, is in een museum in Paraguay te zien. Wij bedachten beschaamd, dat ons Nederlandse koloniale verleden in Indonesië, en alle misstanden die daarbij voorkwamen, nergens in een expositie of historisch museum te zien zijn.
Later, toen
we bij Isabel Morel, de weduwe van Orlando Letelier, op bezoek gingen, dachten
we terug aan het gesprek dat we een jaar na de moord op Orlando op 21 september
1976 met haar in ons schip, de Ambulant, in de Amstel met haar hadden: http://www.tni.org/archives/letelier-docs_isabel3.
Dat was toen een heel emotioneel èn informatief gesprek; uren en uren praatten
we met elkaar aan de tafel in de keuken die Jan Joost ooit maakte. Onder het
licht van de lamp die zacht heen en weer schommelde vergaten we volledig de
tijd. Ook nu deden we dat weer, toen we bij Isabel in haar appartement in
Santiago waren, we gingen volledig op in haar verhalen. Die gingen onder andere
over linkse Chileense politici en haar poging vier jaar geleden om
met een groep juristen voor elkaar te krijgen dat de grondwet van 1980
veranderd werd. Ze kreeg weinig bijval van de linkse politici.
In de dagen
erna gingen we op bezoek bij Jorge Arrate, voormalig minister van mijnbouw
onder Allende, en tijdens de democratie twee keer minister van onderwijs, en
van arbeid. Hij heeft lang als balling in Nederland gewoond, en was daar actief
bij het Instituut voor een Nieuw Chili in Rotterdam, waar gewerkt werd aan het
toekomstige beleid als in Chili de dictatuur voorbij zou zijn. Hij is uit de
socialistische partij gegaan, de partij werd hem te neoliberaal. Vier jaar
geleden deed hij als linkse kandidaat mee aan de presidentsverkiezingen. Hij
schrok toen we hem vertelden dat in Nederland Jan Pronk uit de PvdA is gestapt.
Toen hebben we
een bus genomen naar San Javier, ruim driehonderd kilometer ten zuiden van
Santiago. We brachten twee dagen door bij onze oude vrienden Alejandro en
Cristina die daar op het platteland wonen. In 1973, toen wij ruim een half jaar
in Chili woonden, was hun huis een toevluchtsoord voor ons. Bij Alejandro en
Cristina hadden we twee rustige dagen, het land om hun turquoise houten huis is
vol eucalyptussen en stralend bloeiende mimosabomen. Kolibri’s fladderden door
de bomen en zogen de honing uit de bloemen. Aafke tekende er, Carla wandelde
met Cristina de heuvel af naar de rand van hun perceel en Jan Joost filmde in
de keuken, waar het behagelijk is bij het houtfornuis: http://youtu.be/6Qc6nger4cw
Vervolgens huurden
we een auto en reden naar het zuiden, via de Ruta de los Conquistadores, naar een
stadje aan zee, Tomé, vlakbij de havenstad Talcahuano en Concepción. Prachtig
was het daar, we hadden een hotel aan zee, wandelden langs het strand, langs de
tentjes met visverkopers waar ook enorme zeeleeuwen lagen die om vis bedelden,
en intussen ruzie met elkaar maakten. Enorme beesten zijn het, met flapperende
handen en voeten waarmee ze zich over hun zware lijven krabben. En we gingen
naar kustdorpen in de buurt, waar de kleurige vissersboten op het strand lagen,
de pelikanen naar de boten gingen op zoek naar vis, en een eenzame pinguin in
de golven zwom.
Aafke zat daar
te tekenen. Een vissersvrouw kwam bij haar staan, ze hield ook van tekenen zei
ze, en even later stonden er ook van die zware vissers met gebreide mutsen en
gele visserspakken bij ons, met een mand vol nog levende vis. Jan Joost filmde
ze: http://youtu.be/0aiQS-Asuis
De volgende dag
reden we naar de haven Talcahuano, waar ze druk bezig zijn om er een
aantrekkelijke en toeristische haven van te maken, met aanlegplaatsen voor
cruiseschepen, een lange pier, en restaurants. Toen gingen we verder, langs de
legendarische Bío Bío-rivier, die de grens was tussen de Spaanse kolonie Chili
en de in het zuiden wonende Mapuche-indianen, naar de grote stad Concepcion.
Het was warm die dag, op een terras dronken we koffie, en we bekeken het museum
van de geschiedenis van de stad, over de strijd met de Mapuches.
De dag erop reden
we langs de kust terug. Een woeste kust, met rotsen, hoge golven, soms een
goede weg, hele stukken ook een zandweg, over heuvels, door eucalyptusbossen en
dennebossen, met maar heel sporadisch een hutje of een boerderij, en een paar
dorpjes, waar nog steeds de sporen te zien waren van de aardbeving van 2010,
met gescheurde en omgevallen muren. We kwamen gisteravond om een uur of 10 weer
terug bij Noemi en Roberto in Santiago, en dronken een cognac op de behouden
terugkeer en het weerzien.
Brief 2 van Aafke
en Jan Joost, september 2013
Santiago, Chili
We zijn nu twee weken in Chili; we hebben net onze reisgenote Carla Alma op de taxi gezet naar het vliegveld; zij reist terug naar Nederland. Wij gaan nog vier weken door. Het is een heel intense tijd. Met de delegatie van ongeveer twintig Nederlanders en Chilenen die de herdenking van 40 jaar na de staatsgreep in Chili meemaken, gaan we van het ene evenement naar het andere. Er zijn voortdurend bijeenkomsten met Chileense vakbonden, organisaties van familieleden van vermisten, en met Chileense vakbondsgezinnen waarvan de mannen waren opgepakt of vermoord, die jarenlang gesteund werden door de AbvaKabo in Nederland. Er was ook een excursie naar het parlement in Valparaíso waar de delegatie een lang gesprek had met Isabel Allende, de dochter van Salvador Allende, die senator is. Wij waren daar niet bij omdat we interviews moesten maken.
Santiago, Chili
We zijn nu twee weken in Chili; we hebben net onze reisgenote Carla Alma op de taxi gezet naar het vliegveld; zij reist terug naar Nederland. Wij gaan nog vier weken door. Het is een heel intense tijd. Met de delegatie van ongeveer twintig Nederlanders en Chilenen die de herdenking van 40 jaar na de staatsgreep in Chili meemaken, gaan we van het ene evenement naar het andere. Er zijn voortdurend bijeenkomsten met Chileense vakbonden, organisaties van familieleden van vermisten, en met Chileense vakbondsgezinnen waarvan de mannen waren opgepakt of vermoord, die jarenlang gesteund werden door de AbvaKabo in Nederland. Er was ook een excursie naar het parlement in Valparaíso waar de delegatie een lang gesprek had met Isabel Allende, de dochter van Salvador Allende, die senator is. Wij waren daar niet bij omdat we interviews moesten maken.
Gisteren waren
we opnieuw de hele dag met de delegatie op stap, eerst 's morgens naar een kerk
waar een aardige oude priester een mis voor ons opdroeg en een koor was gekomen
dat vol kracht melodieuze liederen zong. Na afloop gingen we met de hele groep
in een café wat eten en drinken, en daarna reisden we in kleine groepjes met de
metro naar het Santa Lucia-park, een heuvel in het centrum van Santiago, waar
een bus ons door de stad zou toeren. Onze tocht eindigde bij het Museum voor de Herinnering en de
Mensenrechten, dat gewijd is aan de 17 jaar onderdrukking in Chili
(1973-2000), waar Jan Joost een mooi gesprek had met de ambtenaar
internationale zaken van de gemeente Santiago, die 20 jaar als politieke
vluchteling in Milaan bleek te hebben gewoond. Zij herinnerde zich nog hoe in 1977
in Milaan Nederlandse vrachtwagens met een lading Chileens koper waren
geblokkeerd, een actie waar Jan Joost nauw bij betrokken was en speciaal voor
naar Milaan reisde. De actievoerders (mensen van de Italiaanse vakbond,
Chileense ballingen in Italië van de Chileense vakbond en Jan Joost) kregen het
toen voor elkaar dat de vrachtwagens weer werden teruggestuurd naar Nederland; Jan
Joost reisde met een van de vrachtwagens mee tot aan de grens van Nederland.
Het was een spectaculaire actie die veel media-aandacht kreeg en waarover Jan
Joost indertijd een stuk in De Groene schreef.
Zaterdagavond gaan we met de nachtbus naar Temuco, waar we zondagmorgen heel vroeg aankomen en dan de bus nemen naar Vilcún, waar een taxi ons hopelijk naar het huis van Clorindo en Adelvira kan brengen, een boerengezin bij wie wij in 1973 hebben gewoond. Hun huis ligt op een afgelegen plek in de heuvels op hun perceel grond; Jan Joost maakte tijdens vorige bezoeken filmpjes over hen, zoals deze: La Familia y la Tierra http://youtu.be/1tiF8boyThw.
We hebben al heel wat interviews gemaakt met Chileense economen over het neoliberalisme in Chili, dat hier, als een van de eerste landen in de wereld na de staatsgreep van 1973 met harde hand werd ingevoerd: privatiseringen, afschaffing van sociale voorzieningen; verbod van vakbonden en linkse politieke partijen; er vond een enorme verrijking plaats van de grote ondernemers; er ontstond een heel grote ongelijkheid tussen heel rijken en armen, het onderwijs werd geprivatiseerd en werd heel duur. Het neoliberale model bleef voortduren, ook toen in Chili de democatie weer werd ingevoerd in 1990, mede omdat de ongelijkheid en de gebrekkige rechten voor arbeiders (ze mogen zich bijvoorbeeld niet per bedrijfstak organiseren) tijdens Pinochet werden vastgelegd in een grondwet die nog steeds van kracht is. Reden waarom er nu nog steeds grote studentenmanifestaties zijn, met elke keer wel 50.000 studenten en docenten die protesteren tegen het winstoogmerk in het onderwijs, voor goed en gratis onderwijs en een nieuwe grondwet.
Het neoliberale model is in de jaren tachtig ook in Nederland ingevoerd en in de meeste andere landen in de wereld, onder invloed van economische doctrines die worden aangehangen door de politici en economen die het beleid bepalen. Wij vragen ons af hoe het mogelijk is dat dit naargeestige neoliberale model zo wijdverbreid is ingevoerd terwijl het de zegeningen van de sociale welzijnsstaten van de 20e eeuw en de democratie kapot maakt? Wat is er gebeurd dat dit zomaar kon plaatsvinden? Is iedereen zo gehersenspoeld? Of ontmoedigd door politieke partijen die mee zijn gegaan met neoliberale politiek? Zijn mensen door de crisis en dreigende werkloosheid alleen nog maar bezig met hun eigen hachje? Waarom is er nauwelijks protest tegen het terzijde schuiven van de democratie om neoliberale bezuinigingen en privatiseringen door te voeren, ten koste van de lagere middenklasse en de arbeidersklasse? Waarom is er nauwelijks internationale solidariteit als mensen overal in de wereld slachtoffer zijn van het neoliberale model?
We gaan naar Valparaíso
om met mensen in de haven praten en om te zien wat daar allemaal gebeurt, nu
Chili veel koper naar China exporteert, want China is de belangrijkste afnemer
geworden. Chileense politici en economen denken dat ze voorlopig op rozen
zitten, dat de prijs van het koper hoog blijft en dat het geld binnen blijft
stromen, maar we spraken een oude econoom, Osvaldo Sunkel, die bezorgd is. “Dit
kan zo niet voortduren,” zei hij.
Brief 3 van Aafke en Jan Joost, september 2013
Valparaíso, Chili
Na tweeëneenhalf jaar beklommen we rond het middaguur weer de stenen trap naar Hotel Garden, in Calle Serrano, in Valparaíso. Ik drukte op de bel, de deur ging open, beklom de volgende brede stenen trap en daar stond bovenaan een vrouw van in de zestig met ponyhaar, uitbundig opgemaakte grote ogen en een grote bril met zwaar montuur ons op te wachten. Zij nodigde ons uit naar het kantoortje. Als je de sfeer wilt proeven, kun je naar het begin van deze video kijken, die ik eerder maakte: Valparaíso - YouTube http://youtu.be/I2htjl0VwG8.
De vrouw, zij bleek later Clara te heten en veertig jaar in Andalusië gewoond te hebben, vroeg of we gereserveerd hadden en ik zei, ja, via Booking.com. Zij sloeg een tafelagenda open op een eerdere datum, daar stonden een paar namen, maar niet de onze. Ze keek naar namen op een nog vroegere datum en daar stonden we al evenmin bij. Ik suggereerde aarzelend, want zij hanteerde een boekingssysteem met een voor mij raadselachtige logica, om naar de datum van die dag te kijken en die pagina bleek geheel blanco te zijn. Ze ging even overleggen met een collega, kwam terug en zei dat ze een hele mooie kamer had, de mooiste van het hotel, met eigen wc en douche, de enige kamer die dat had, dat hij 40 euro kostte en vroeg of we hem wilden zien. Ik had meteen het gevoel dat het dezelfde kamer moest zijn die we tweeëneenhalf jaar eerder hadden en dat bleek inderdaad zo te zijn. Voor wie ooit naar dit hotel gaat, het is kamer 5, en ook die kamer kun je zien in het filmpje.
De volgende morgen zouden we, net als voorheen, geheel alleen het ontbijt nuttigen in de sfeervolle, ouderwetse ontbijtzaal, die je ook op het filmpje kunt zien. En voor zover ik heb kunnen constateren waren wij ruim twee dagen lang de enige gasten in het hotel, het oudste, continu in bedrijf zijnde hotel van Chili; het is gebouwd in 1870.
Calle Serrano is een van de oudste straten van de stad, met grote, houten, hoge gebouwen die nu erg verwaarloosd zijn of zelfs half afgebroken. Een paar jaar geleden was er een geweldige explosie in de straat, allerlei huizen werden opgeblazen, nog steeds zijn er kale plekken. Een machine die de straat uitgroef, om er een nieuwe bestrating aan te brengen, stootte tegen een gasleiding, daar kwam een lek, maar men sloeg er geen acht op, tot even later de boel explodeerde. Er zijn vaak branden en explosies in de oude stad, vanwege slechte elektriciteitsleidingen en gasbuizen, en de meeste huizen zijn van hout, met zinken daken.
Valparaíso – de naam betekent Vallei van het paradijs – is tegelijk prachtig en avontuurlijk, verwaarloosd en gevaarlijk. Zij is gebouwd tegen de 45 hoge heuvels aan, dus de stad is een enorm, kleurig amfitheater van mozaïekachtige huizen tegen de heuvels. Maar ook zijn de meeste huizen er slecht aan toe, bekalkt met graffiti en honderden muurschilderingen die met de tijd vaal en lelijk worden, en daarbij zijn er talloze half ingestorte huizen.
We ontmoetten
een leuke vrouw, Loreto Gonzalez, die in de buurtcommissie van haar wijk zat,
van de heuvel Concepción. Dat is de plek waar de meeste toeristen komen, ze
gaan met het lift-treintje Concepción de heuvel op, en dan zie je de ene
kleurige straat na de andere, hoge, schitterende houten huizen met balkons,
uitzichtplekken, oude deuren en ramen, veranda's. Dit was tot voor kort een
woonwijk, maar doordat de stad is uitgeroepen tot Erfgoed van de mensheid door
de Unesco, zijn de prijzen van de huizen erg gestegen en trekken de bewoners
weg, en komen er hotels, herbergen, restaurants en winkels met kunst en
kunstnijverheid voor in de plaats. “De samenhang van de wijk is verdwenen,”
vertelde Loreto Gonzalez, “we kennen elkaar niet meer, we gaan niet meer op een
bankje zitten praten, en doordat er nu zoveel hotels en toeristen zijn, is ook
de criminaliteit toegenomen.” Ze liet ons haar buurt zien. Wij vonden de
straten en vooral het uitzicht over de baai met de schittering van de zon op de
oceaan en de schepen die er voor anker liggen prachtig, maar zij zei: "Zie
je? Hier hebben ze weer een auto opengebroken. Er ligt allemaal glas op de
stoep." En het bleek dat de dief even tevoren betrapt was, want op de
stoep lagen nog de zakken met boodschappen en spullen die hij had willen stelen.
Ons voornaamste doel in Valparaíso was om informatie te krijgen over wat er in de haven en in de stad speelt. We spraken met mensen van het havenkantoor, met leiders van de vakbonden van havenarbeiders, de ene van arbeiders die werken in het staatsgedeelte van de haven, het kleinste deel, dat bovendien binnenkort in handen zal komen van een privé Spaans bedrijf, en de andere van arbeiders die in het grote, privégedeelte van de haven werken. Eerst vertelde de vakbondsleider Hernán Bravo enthousiast over de toekomst van de haven, de nieuwe kades, de nieuwe havenpieren, de toename van cruiseschepen, de toename van schepen die koper naar China brengen. Maar even later was hij heel pessimistisch over de toekomst van de havenarbeiders; de grote kranen werken vrijwel zonder personeel, er zijn zo'n 12.000 havenwerkers in Valparaíso, maar men heeft maar ongeveer 700 mensen nodig. Dat betekent dat mannen soms twee dagen per maand werken, of vier, en dus veel te weinig verdienen. Ook hadden ze pas een week gestaakt om voor elkaar te krijgen dat ze een half uur lunchpauze kregen in plaats van een broodje tijdens het werk op te eten. Het werd een nationale staking, in alle havens van Chili.
Men wil nu een aanzienlijk deel van de haven - die al niet groot is, een smalle strook langs de baai, meteen erna beginnen al de heuvels waartegen de huizen zijn gebouwd - bestemmen voor een mall, een enorm winkelcomplex met luxueuze zaken, restaurants, sportzalen, een jachthaven, enzovoort, kilometers lang. De gebouwen zullen hoog worden, zodat vanuit de zee het uitzicht op de heuvels verdwijnt, en de bewoners vanuit hun huizen op de heuvels niet meer over de zee kunnen uitkijken. Dus er is veel protest tegen, want de aloude functie van de roemrijke haven (die zo mooi door Joris Ivens is gefilmd) zal ingeperkt worden tot een paar stroken van Duitse en Spaanse en Chileense havenbedrijven die weliswaar heel druk door schepen bezocht worden, maar het geheel van de baai zal zijn functie als haven verliezen. Ook de vissersboten van Valparaíso moeten dan verdwijnen en naar een andere plek buiten de stad verhuizen. En juist die kleurige vissersboten en de tientallen kleine sloepen zijn zo mooi.
We zijn nu terug in Santiago. De 40-jarige herdenking van de staatsgreep is hier uitgebreid herdacht; overal waren manifestaties, herdenkingen, congressen, lezingen. Elke avond waren er op de televisie programma’s waarbij mensen vertelden, vaak voor de eerste keer, hoe zij veertig jaar geleden gemarteld waren, hoe de geheime gevangenissen werkten. Een man die indertijd als jongen schoonmaker was in zo’n martelcentrum, wordt in een boek geïnterviewd over wat hij allemaal gezien heeft. We maakten de herdenking mee in het oude parlementsgebouw in Santiago, waar Isabel Allende, de dochter van Salvador Allende, en Michelle Bachelet, de vrijwel zekere toekomstige presidente van Chili, spraken. En op de avond van 11 september gingen we met Noemi, onze vriendin, naar het nationale stadion, dat in 1973 voor duizenden mensen als concentratiekamp diende, en waar nu duizenden mensen bij elkaar kwamen, met kaarsen, om die gebeurtenis te herdenken. Natuurlijk waren er ook muziekgroepen. Het mooie lied uit de tijd van Allende werd gezongen: “Deze keer gaat het er niet om, om een president door een andere te vervangen; deze keer gaat het om een volk dat een ander Chili wil opbouwen.” Noemi zei: "Ik heb hier nog nooit zoveel mensen gezien, moet je kijken, er zijn heel veel jonge mensen, zij gaan de strijd voor democratie en goed onderwijs overnemen, wat een geluk dat ik zoveel nieuwe gezichten zie!"
Ons voornaamste doel in Valparaíso was om informatie te krijgen over wat er in de haven en in de stad speelt. We spraken met mensen van het havenkantoor, met leiders van de vakbonden van havenarbeiders, de ene van arbeiders die werken in het staatsgedeelte van de haven, het kleinste deel, dat bovendien binnenkort in handen zal komen van een privé Spaans bedrijf, en de andere van arbeiders die in het grote, privégedeelte van de haven werken. Eerst vertelde de vakbondsleider Hernán Bravo enthousiast over de toekomst van de haven, de nieuwe kades, de nieuwe havenpieren, de toename van cruiseschepen, de toename van schepen die koper naar China brengen. Maar even later was hij heel pessimistisch over de toekomst van de havenarbeiders; de grote kranen werken vrijwel zonder personeel, er zijn zo'n 12.000 havenwerkers in Valparaíso, maar men heeft maar ongeveer 700 mensen nodig. Dat betekent dat mannen soms twee dagen per maand werken, of vier, en dus veel te weinig verdienen. Ook hadden ze pas een week gestaakt om voor elkaar te krijgen dat ze een half uur lunchpauze kregen in plaats van een broodje tijdens het werk op te eten. Het werd een nationale staking, in alle havens van Chili.
Men wil nu een aanzienlijk deel van de haven - die al niet groot is, een smalle strook langs de baai, meteen erna beginnen al de heuvels waartegen de huizen zijn gebouwd - bestemmen voor een mall, een enorm winkelcomplex met luxueuze zaken, restaurants, sportzalen, een jachthaven, enzovoort, kilometers lang. De gebouwen zullen hoog worden, zodat vanuit de zee het uitzicht op de heuvels verdwijnt, en de bewoners vanuit hun huizen op de heuvels niet meer over de zee kunnen uitkijken. Dus er is veel protest tegen, want de aloude functie van de roemrijke haven (die zo mooi door Joris Ivens is gefilmd) zal ingeperkt worden tot een paar stroken van Duitse en Spaanse en Chileense havenbedrijven die weliswaar heel druk door schepen bezocht worden, maar het geheel van de baai zal zijn functie als haven verliezen. Ook de vissersboten van Valparaíso moeten dan verdwijnen en naar een andere plek buiten de stad verhuizen. En juist die kleurige vissersboten en de tientallen kleine sloepen zijn zo mooi.
We zijn nu terug in Santiago. De 40-jarige herdenking van de staatsgreep is hier uitgebreid herdacht; overal waren manifestaties, herdenkingen, congressen, lezingen. Elke avond waren er op de televisie programma’s waarbij mensen vertelden, vaak voor de eerste keer, hoe zij veertig jaar geleden gemarteld waren, hoe de geheime gevangenissen werkten. Een man die indertijd als jongen schoonmaker was in zo’n martelcentrum, wordt in een boek geïnterviewd over wat hij allemaal gezien heeft. We maakten de herdenking mee in het oude parlementsgebouw in Santiago, waar Isabel Allende, de dochter van Salvador Allende, en Michelle Bachelet, de vrijwel zekere toekomstige presidente van Chili, spraken. En op de avond van 11 september gingen we met Noemi, onze vriendin, naar het nationale stadion, dat in 1973 voor duizenden mensen als concentratiekamp diende, en waar nu duizenden mensen bij elkaar kwamen, met kaarsen, om die gebeurtenis te herdenken. Natuurlijk waren er ook muziekgroepen. Het mooie lied uit de tijd van Allende werd gezongen: “Deze keer gaat het er niet om, om een president door een andere te vervangen; deze keer gaat het om een volk dat een ander Chili wil opbouwen.” Noemi zei: "Ik heb hier nog nooit zoveel mensen gezien, moet je kijken, er zijn heel veel jonge mensen, zij gaan de strijd voor democratie en goed onderwijs overnemen, wat een geluk dat ik zoveel nieuwe gezichten zie!"
Brief 4 van Aafke en Jan Joost, september 2013
Rio de Janeiro, Brazilië
We zijn inmiddels in Rio de Janeiro, waar we al weer interviews hebben gehad met de economen Ricardo Bielschowsky en Theotonio dos Santos en waar we morgen een gesprek hebben met Maria da Conceição Tavares, een beroemde econome die ik in 1982 voor het eerst interviewde en die een enorme invloed had op het werk dat ik in de jaren tachtig ging doen en mij stimuleerde om het Forum on Debt and Development, FONDAD, op te zetten. Ik moet elke keer een beetje lachen als ik Aafke aan het begin van een interview hoor vertellen wat ons nieuwe gezamenlijke project is. Ze legt dan uit dan dat we ooit samen boeken schreven: Chileens Dagboek in 1974, Revolutie en realism in 1982 en Weerzien met Chili in 1994, en dat ik me sinds de jaren ’80 helemaal in de economie stortte, waar zij niets van begreep, terwijl zij boeken over het leven van mensen, over geschiedenis en politiek ging schrijven, en dat we, nu we boven de 65 zijn, weer een project hebben gezocht dat ons bij elkaar brengt: grote, belangrijke havens in de wereld die als uitgangspunt dienen om over de wereldeconomie na te denken.
Ricardo Bielschowsky's
ogen lichtten op toen Aafke dit vertelde en hij riep zijn vrouw Idna
erbij, vertelde wat wij deden, en zei dat hij dat over een paar jaar ook graag
met haar zou doen. Tja, economie is toch een beetje saai, hoewel Aafke altijd
zegt dat het juist heel spannend is en heel belangrijk is om je er mee bezig te
houden.
In Buenos Aires hielden we een paar dagen vakantie en logeerden we weer bij Marcos Lohle en zijn vrouw Maria, bij wie we tweeëneenhalf jaar geleden ook hadden gelogeerd. Dit keer kwam de aardige Rodolfo Rossi, die vorig jaar via Marcos een paar dagen bij ons op de Nieuwendammerdijk in Amsterdam was, ons van het vliegveld halen en met hem zouden we de volgende dagen veel op stap gaan. Rodolfo en Marcos hebben het plan opgevat om een boek te maken over de onbekende plekken in Buenos Aires die verbonden zijn met schrijvers, musici en andere kleurrijke figuren over wie Rodolfo prachtige verhalen kan vertellen. Rodolfo is jarenlang het hoofd productie van een radiozender geweest en heeft ontzettend veel mensen leren kennen. Bovendien is hij zeer belezen en weet veel van cultuur. Hij kan ook enthousiast over historische voetbalwedstrijden vertellen, zoals die tussen Nederland en Argentinië, die Nederland verloor, en versiert zijn verhalen met sfeervolle details.
In Buenos Aires hielden we een paar dagen vakantie en logeerden we weer bij Marcos Lohle en zijn vrouw Maria, bij wie we tweeëneenhalf jaar geleden ook hadden gelogeerd. Dit keer kwam de aardige Rodolfo Rossi, die vorig jaar via Marcos een paar dagen bij ons op de Nieuwendammerdijk in Amsterdam was, ons van het vliegveld halen en met hem zouden we de volgende dagen veel op stap gaan. Rodolfo en Marcos hebben het plan opgevat om een boek te maken over de onbekende plekken in Buenos Aires die verbonden zijn met schrijvers, musici en andere kleurrijke figuren over wie Rodolfo prachtige verhalen kan vertellen. Rodolfo is jarenlang het hoofd productie van een radiozender geweest en heeft ontzettend veel mensen leren kennen. Bovendien is hij zeer belezen en weet veel van cultuur. Hij kan ook enthousiast over historische voetbalwedstrijden vertellen, zoals die tussen Nederland en Argentinië, die Nederland verloor, en versiert zijn verhalen met sfeervolle details.
We gingen met Rodolfo
naar het beroemde, oude café Tortoni in de stad, waarvan de wanden bedekt zijn
met schilderijen en portretten van de schilders en schrijvers en zangers die
hier hun eigen tafeltje hadden. Wat een plezier om er langs te lopen! We zagen
portretten van Alfonsina Storti, de dichteres, en we moesten aan onze vriendin
Milagros denken die liederen van haar zingt.
Ook gingen we
met Rodolfo naar de oude haven La Boca, waar vroeger de zeeschepen uit Europa
aanmeerden, maar waar nu geen schip meer ligt. Het havenkwartier is nu een
toeristenwijk geworden, met bontgekleurde huizen, muurschilderingen,
tango-dansende paren op straat, eethuisjes. We aten met hem in een oud café in
de buurt, dat El Obrero heette, De Arbeider. Vroeger een plek voor
havenarbeiders, nu een populair groot eethuis met hoog plafond waar je 's
avonds moet reserveren om er in te kunnen.
Opnieuw was het
een genoegen om met Marcos en Maria te praten. En dan heeft Marcos nog een
bootje waarmee hij graag vaart in het eindeloze deltagebied van de Río de la
Plata en de Río Paraná, die zich vlak bij zijn huis bevinden. Net als de vorige
keer stapten we met hem op een vroege morgen in zijn motorbootje en voeren we
over nevelige rivieren, watertjes en kreken - er zijn in totaal zo'n
vijfhonderd riviertjes en kreken - naar een plek met wilgenbomen en
watervogels waar niemand is, alleen maar water, riet en wilgen, waar hij tot
rust komt. Hij heeft een hectische baan op het Ministerie van Buitenlandse
Zaken, als hoofd van de persvoorlichting. Hij gaat ook wel eens met zijn zoon
naar deze plek en dan denken ze, zei Marcos, dat ik diepgaande gesprekken met
mijn zoon heb, maar we zeggen vrijwel niets tegen elkaar, we zijn alleen maar
samen.
Natuurlijk gingen we ook naar een tangosalon, in Confitería Ideal, niet om er te dansen, maar om te kijken. Aafke ging weer helemaal op in het tekenen van de voorbijkomende dansparen, Jan Joost heeft er een stukje van gefilmd, zoals je hier kunt zien: http://youtu.be/r4R-fJQG0KQ Tangosalon Ideal is onderdeel van een prachtig ouderwets koffiehuis, met spiegels, kroonluchters, ronde houten tafeltjes, en veel oude mensen uit Buenos Aires die hier komen voor hun koffie en taart en om tango te dansen. Voor ons zat een rij oude mannen, ze nodigden steeds een dame uit om mee te dansen, de ene man was zo stram dat hij bijna niet meer kon lopen, maar de tango dansen, dat kon hij wel! Die ernst, die toewijding, die rituelen van de tango! Schitterend.
We zijn in Buenos Aires ook naar een nieuwe Argentijnse film geweest, "Séptimo", over een man die zijn twee jonge kinderen komt ophalen op de zevende verdieping van de flat waar zijn ex-vrouw woont, en dan doet hij weer het spelletje, dat van hun moeder niet mag, wie het eerst beneden is, hij met de lift of zij naar beneden rennend via het trapportaal. Maar deze keer, als hij met de lift beneden komt, zijn de kinderen er niet. Hij is eerst geïrriteerd en wordt dan heel bang. Het is een spannende film, die voor een belangrijk deel gedragen wordt door de fantastisch spelende acteur die we eerder zagen in een andere Argentijnse film, "El secreto de sus ojos". De film zet je steeds op een ander been, de angst en woede van de een veranderen steeds weer in de vraag: is dit echt? Wat zit erachter? En intussen zie je steeds, vanuit de lucht, de hoge gebouwen en de lange, door auto's volgepropte straten van Buenos Aires, een eindeloze stad die er steeds anders uitziet. En dat gevoel: van uiterlijkheden en schijn, die steeds weer veranderen, dat heb je bij deze film, bij de tango-salons, en bij de straten en pleinen van de stad. We voelden ons simpele, eenvoudige buitenlui in Buenos Aires.
Ook hadden we in Buenos Aires een boeiend gesprek, in café Hipopótamo, met Martin Granovsky, een journalist van het dagblad Pagina 12, die veel afweet van Brazilië en een eigen tv-programma heeft: Sostiene Granovsky, een woordspeling op Sostiene Pereira, het prachtige boek van Antonio Tabucchi, dat in het Nederlands werd vertaald als Pereira verklaart, maar dat ik als eerste in het Frans las, waarin het de veel mooiere titel Pereira prétend heeft.
Natuurlijk gingen we ook naar een tangosalon, in Confitería Ideal, niet om er te dansen, maar om te kijken. Aafke ging weer helemaal op in het tekenen van de voorbijkomende dansparen, Jan Joost heeft er een stukje van gefilmd, zoals je hier kunt zien: http://youtu.be/r4R-fJQG0KQ Tangosalon Ideal is onderdeel van een prachtig ouderwets koffiehuis, met spiegels, kroonluchters, ronde houten tafeltjes, en veel oude mensen uit Buenos Aires die hier komen voor hun koffie en taart en om tango te dansen. Voor ons zat een rij oude mannen, ze nodigden steeds een dame uit om mee te dansen, de ene man was zo stram dat hij bijna niet meer kon lopen, maar de tango dansen, dat kon hij wel! Die ernst, die toewijding, die rituelen van de tango! Schitterend.
We zijn in Buenos Aires ook naar een nieuwe Argentijnse film geweest, "Séptimo", over een man die zijn twee jonge kinderen komt ophalen op de zevende verdieping van de flat waar zijn ex-vrouw woont, en dan doet hij weer het spelletje, dat van hun moeder niet mag, wie het eerst beneden is, hij met de lift of zij naar beneden rennend via het trapportaal. Maar deze keer, als hij met de lift beneden komt, zijn de kinderen er niet. Hij is eerst geïrriteerd en wordt dan heel bang. Het is een spannende film, die voor een belangrijk deel gedragen wordt door de fantastisch spelende acteur die we eerder zagen in een andere Argentijnse film, "El secreto de sus ojos". De film zet je steeds op een ander been, de angst en woede van de een veranderen steeds weer in de vraag: is dit echt? Wat zit erachter? En intussen zie je steeds, vanuit de lucht, de hoge gebouwen en de lange, door auto's volgepropte straten van Buenos Aires, een eindeloze stad die er steeds anders uitziet. En dat gevoel: van uiterlijkheden en schijn, die steeds weer veranderen, dat heb je bij deze film, bij de tango-salons, en bij de straten en pleinen van de stad. We voelden ons simpele, eenvoudige buitenlui in Buenos Aires.
Ook hadden we in Buenos Aires een boeiend gesprek, in café Hipopótamo, met Martin Granovsky, een journalist van het dagblad Pagina 12, die veel afweet van Brazilië en een eigen tv-programma heeft: Sostiene Granovsky, een woordspeling op Sostiene Pereira, het prachtige boek van Antonio Tabucchi, dat in het Nederlands werd vertaald als Pereira verklaart, maar dat ik als eerste in het Frans las, waarin het de veel mooiere titel Pereira prétend heeft.
En we gingen
natuurlijk naar het Plaza de Mayo, waar we op donderdag de dwaze moeders met
hun witte hoofddoeken zagen. Tijdens het wrede burgerlijk-militaire bewind in Argentinië
(1976 -1982) werden, als onderdeel van de Operación Cóndor, tienduizenden vakbondsmensen, studenten en
intellectuelen opgepakt. Ze verdwenen in clandestiene gevangenissen en
duizenden werden verdoofd vanuit vliegtuigen in
de oceaan gegooid. Over deze verschrikkelijke periode in de Argentijnse
geschiedenis is een officieel rapport geschreven: Nunca Más, onder leiding van de schrijver Ernesto Sábato. In dit
rapport worden de personen beschreven die in Argentinië omgebracht zijn; het
gaat om ongeveer 30.000 mensen. Veel moeders van deze slachtoffers hebben zich,
al tijdens de dictatuur, georganiseerd en lopen sindsdien elke donderdagmiddag
over het Plaza de Mayo van Buenos Aires, het centrale plein waaraan ook het
regeringsgebouw, het Casa Rosada, ligt.
De moeders hebben een stalletje waarin ze boeken en tijdschriften
verkopen over het lot van hun kleinkinderen en kinderen. Het is geweldig wat de
moeders en grootmoeders voor elkaar hebben gekregen, ze werden jarenlang als
gekke vrouwen neergezet, maar ze kregen uiteindelijk voor elkaar dat een team
van internationale genetici zich ging bezighouden met de vraag hoe ze via
DNA hun kleinkinderen konden identificeren. Dat is gelukt. Van de duizenden
verdwenen jonge mensen tijdens de militaire dictatuur, die soms kinderen hadden
die aan militaire gezinnen zonder kinderen werden gegeven, zijn er bijna 600
teruggevonden. En de hele wereld kent ze, de dwaze moeders en grootmoeders van het
Plaza de Mayo.
Intussen hebben ook andere groepen hun toevlucht gezocht op het Plaza de Mayo, zoals de Argentijnse soldaten die gewond en invalide zijn geraakt tijdens de Malvinas-oorlog van 1982 : zij eisen schadevergoeding. Hun spandoeken en hun tent waren zo groot, dat wij in eerste instantie bij hen terechtkwamen, en pas later het bescheiden stalletje van de moeders met hun witte hoofddoeken ontdekten.
Intussen hebben ook andere groepen hun toevlucht gezocht op het Plaza de Mayo, zoals de Argentijnse soldaten die gewond en invalide zijn geraakt tijdens de Malvinas-oorlog van 1982 : zij eisen schadevergoeding. Hun spandoeken en hun tent waren zo groot, dat wij in eerste instantie bij hen terechtkwamen, en pas later het bescheiden stalletje van de moeders met hun witte hoofddoeken ontdekten.
Ook in Buenos
Aires werd de 40-jarige staatsgreep in Chili herdacht, met
tijdschriftartikelen en televisieprogramma's. Vreemd is dat wij Weerzien met Chili in 1994 schreven,
twintig jaar na de staatsgreep, waarin we probeerden te overzien hoe de coup
het leven van Chilenen, vooral van Mapuche-indianen in het zuiden van Chili
heeft beïnvloed. Voor ons boek was toen geen groot publiek. Maar na veertig
jaar is het kennelijk het moment om terug te kijken. Mensen hebben decennia
nodig om zo'n ingrijpende schok te kunnen verwerken en overzien.
En nu zijn we in Rio de Janeiro, vlakbij het strand Copacabana. Vannacht en gisteren regende het hard, als tropische buien kletterden de regens neer op het dak onder ons raam in het hotel. Nu begint de zon te schijnen.
En nu zijn we in Rio de Janeiro, vlakbij het strand Copacabana. Vannacht en gisteren regende het hard, als tropische buien kletterden de regens neer op het dak onder ons raam in het hotel. Nu begint de zon te schijnen.
Brief 5 van Aafke
en Jan Joost, oktober 2013
Santos, Brazilië
Wij zijn intussen drie dagen in Santos, de haven op zo'n zestig kilometer
van São Paulo; het is de grootste haven van Latijns-Amerika. Het is een oude
haven, de Portugezen zijn hier kort na 1500 gekomen. De haven ligt op een
eiland voor de kust, temidden van brede rivieren, lagunes, bergen met tropische
begroeiing, mangrovebossen. Aan de havenkaden liggen, behalve grote Chinese
containerschepen en Europese schepen, ook veel gammele boten en veerbootjes. Op
de oever staan talloze pakhuizen, ingestorte loodsen, oude koloniale
havenkantoren en silo's, en op het water varen enorme oceaanschepen, verroeste
veerboten, kleurige motorboten, baggerschepen - ook een uit Nederland - en
sleepboten, allemaal door elkaar, het is een prachtig gezicht, al die boten
temidden van de bergachtige eilanden op het nevelige water.
Maar volgens een Braziliaanse ondernemer die in de haven twee ijsfabriekjes
heeft en de haven al veertig jaar kent, is de haven een grote janboel van
slechte wegen voor de vrachtauto's, met veel onregelmatige kinderkopjes en
gaten in de weg, slechte spoorwegen, vervallen loodsen waar niets meer mee
gedaan wordt, corruptie die alom welig tiert, net zoals overal in de
Braziliaanse economie. Kortom, een treurig verhaal van gemiste kansen om er een
ordentelijke haven en een ordentelijke economie van te maken.
En toen we vanmiddag met hem door de haven reden, hij reed zomaar langs de kaden en de loodsen met zijn jeep alsof hij de havenbaas was, tussen de vrachtwagens in, zagen we met eigen ogen dat het inderdaad een janboel was, maar wel lekker druk, en volgens onze ondernemer was het een rustige dag! En wat een hoeveelheid aan activiteiten! En een haven die vele kilometers lang is.
'De haven van Valparaíso is wel klein, maar goed georganiseerd,' zei hij. Hij vond Chili het best georganiseerde land van Latijns-Amerika. Op de tweede plaats kwam voor hem Uruguay. En de rest van Latijns-Amerika was eigenlijk maar niks.
Vanmorgen sprak ik een Engelsman, John Muir, 70 jaar oud, die een agentschap heeft voor de afhandeling van schepen en ooit in Delfzijl zijn eerste schip kocht toen hij nog zeekapitein was. Hij vond Delfzijl een onooglijk gat waar niets te doen viel, en hij vergeleek Brazilië met de Verenigde Staten: een land met onbegrensde mogelijkheden. Hij klaagde vooral over de inefficiëntie en de verplichting om mensen in dienst te nemen die lid zijn van een vakbond. Maar hij zei dat het wel goed was dat door de regeringen van Lula mensen minder arm waren geworden. En hij vond Brazilië een prettig land om te wonen: geen racisme en aardige mensen.
Het gaat goed met onze informatie-verwerving. Gistermiddag ontmoetten we een historicus en dichter, Flavio Viegas Amoreira, een kleine, drukke man, die in al zijn poëzie de zee als belangrijkste thema heeft. "Ik heb een Atlantisch gevoel voor de wereld," zei hij en vertelde dat zijn voorouders Portugese joden waren die begin 16e eeuw naar Amsterdam waren vertrokken. "Ik ben in de verte familie van Spinoza." In de achttiende eeuw zijn ze teruggegaan naar Portugal, naar Faro in de Algarve, om in 1930, tijdens de wereldcrisis, te emigreren naar de haven Santos. Zijn grootvader exporteerde olie uit Santos. Hij vertelde dat onder de Nederlandse ontdekkingsreizigers en zeelui die begin zeventiende eeuw naar Brazilië voeren en ook Nieuw Amsterdam stichtten, het latere New York, veel Portugese joden waren. Hij nodigde ons uit voor een bijeenkomst over Albert Camus in de Pinacoteca van Santos, een museum dat helemaal is gewijd aan de schilderijen van Benedicto Calixto - die talloze schilderijen en fresco's van Santos heeft gemaakt.
En daar ontmoetten we een andere schrijver, Alessandro Atanes, die ons een boek gaf: Esquinas do Mundo, Hoeken van de wereld, over havens en literatuur. Hij schrijft vooral over de dichters en auteurs die de schilderachtige haven van Santos hebben bezocht en beschreven: Albert Camus, Pablo Neruda, Blaise Cendrars, en de Braziliaanse schrijvers. Ik zei tegen Alessandro: wij schrijven ook over havens en literatuur, alleen richten wij ons meer op de internationale economie.
Wat in Santos speelt, en in alle havens, is dat de overheid de hele haven, of een deel, wil privatiseren, wat betekent dat er veel ontslagen zullen vallen onder de havenwerkers en het werk niet meer via de vakbonden wordt geregeld. Er komen dan vrije, individuele contracten. De vakbonden zijn tegen. Maar de Engelse ondernemer John Muir die ik vanmorgen sprak, is ervoor. Hij vindt dat de arbeidswetten moeten veranderen, zodat de particuliere havenbedrijven zelf hun personeel kunnen kiezen en niet gedwongen zijn om bij de vakbond aangesloten arbeiders in dienst te nemen. De taxichauffeur die mij naar John Muir toebracht en zelf jaren in de haven heeft gewerkt, vertelde dat er vroeger 9000 arbeiders in de haven werkten en nu nog maar 5000, als gevolg van de mechanisering en computerisering.
En toen we vanmiddag met hem door de haven reden, hij reed zomaar langs de kaden en de loodsen met zijn jeep alsof hij de havenbaas was, tussen de vrachtwagens in, zagen we met eigen ogen dat het inderdaad een janboel was, maar wel lekker druk, en volgens onze ondernemer was het een rustige dag! En wat een hoeveelheid aan activiteiten! En een haven die vele kilometers lang is.
'De haven van Valparaíso is wel klein, maar goed georganiseerd,' zei hij. Hij vond Chili het best georganiseerde land van Latijns-Amerika. Op de tweede plaats kwam voor hem Uruguay. En de rest van Latijns-Amerika was eigenlijk maar niks.
Vanmorgen sprak ik een Engelsman, John Muir, 70 jaar oud, die een agentschap heeft voor de afhandeling van schepen en ooit in Delfzijl zijn eerste schip kocht toen hij nog zeekapitein was. Hij vond Delfzijl een onooglijk gat waar niets te doen viel, en hij vergeleek Brazilië met de Verenigde Staten: een land met onbegrensde mogelijkheden. Hij klaagde vooral over de inefficiëntie en de verplichting om mensen in dienst te nemen die lid zijn van een vakbond. Maar hij zei dat het wel goed was dat door de regeringen van Lula mensen minder arm waren geworden. En hij vond Brazilië een prettig land om te wonen: geen racisme en aardige mensen.
Het gaat goed met onze informatie-verwerving. Gistermiddag ontmoetten we een historicus en dichter, Flavio Viegas Amoreira, een kleine, drukke man, die in al zijn poëzie de zee als belangrijkste thema heeft. "Ik heb een Atlantisch gevoel voor de wereld," zei hij en vertelde dat zijn voorouders Portugese joden waren die begin 16e eeuw naar Amsterdam waren vertrokken. "Ik ben in de verte familie van Spinoza." In de achttiende eeuw zijn ze teruggegaan naar Portugal, naar Faro in de Algarve, om in 1930, tijdens de wereldcrisis, te emigreren naar de haven Santos. Zijn grootvader exporteerde olie uit Santos. Hij vertelde dat onder de Nederlandse ontdekkingsreizigers en zeelui die begin zeventiende eeuw naar Brazilië voeren en ook Nieuw Amsterdam stichtten, het latere New York, veel Portugese joden waren. Hij nodigde ons uit voor een bijeenkomst over Albert Camus in de Pinacoteca van Santos, een museum dat helemaal is gewijd aan de schilderijen van Benedicto Calixto - die talloze schilderijen en fresco's van Santos heeft gemaakt.
En daar ontmoetten we een andere schrijver, Alessandro Atanes, die ons een boek gaf: Esquinas do Mundo, Hoeken van de wereld, over havens en literatuur. Hij schrijft vooral over de dichters en auteurs die de schilderachtige haven van Santos hebben bezocht en beschreven: Albert Camus, Pablo Neruda, Blaise Cendrars, en de Braziliaanse schrijvers. Ik zei tegen Alessandro: wij schrijven ook over havens en literatuur, alleen richten wij ons meer op de internationale economie.
Wat in Santos speelt, en in alle havens, is dat de overheid de hele haven, of een deel, wil privatiseren, wat betekent dat er veel ontslagen zullen vallen onder de havenwerkers en het werk niet meer via de vakbonden wordt geregeld. Er komen dan vrije, individuele contracten. De vakbonden zijn tegen. Maar de Engelse ondernemer John Muir die ik vanmorgen sprak, is ervoor. Hij vindt dat de arbeidswetten moeten veranderen, zodat de particuliere havenbedrijven zelf hun personeel kunnen kiezen en niet gedwongen zijn om bij de vakbond aangesloten arbeiders in dienst te nemen. De taxichauffeur die mij naar John Muir toebracht en zelf jaren in de haven heeft gewerkt, vertelde dat er vroeger 9000 arbeiders in de haven werkten en nu nog maar 5000, als gevolg van de mechanisering en computerisering.
“Ze willen de haven veel groter maken,” vertelde John Muir lachend. “Maar
ik moet nog zien dat het gebeurt, want waar leg je de kades aan, hier in dit natte
gebied? Het is veel goedkoper en efficiënter om vijftig kilometer verderop een
nieuwe haven te maken.” De haven van Santos was volgens hem eind negentiende
eeuw, tijdens de koffie-hausse, door Engelsen aangelegd en jarenlang door
Engelsen beheerd.
In die tijd draaide alles om de koffie, zoals we eerder in het Koffiemuseum
in Santos zagen. Miljoenen immigranten stroomden naar de omgeving van São
Paulo, meest Japanners maar ook een kleine miljoen Italianen, om na de
afschaffing van de slavernij op de talloze koffie-plantages te gaan werken, of
om er huizen te bouwen, spoorwegen en wegen aan te leggen of er winkels te
openen.
Ik wist dat er De Ferrantes in Brazilië woonden, de achternaam van mijn Italiaanse
grootmoeder. Via internet vond ik in Paraná een dame van in de tachtig die
Ceres de Ferrante heet, van wie de grootouders uit Diamante in Calabria kwamen,
net als familie van mij. Ik vond een telefoonnummer en belde haar op en
beloofde dat ik terug in Nederland wat foto's zou sturen van mijn familie uit
Diamante. Via handel, politiek, cultuur en emigratie zijn alle werelddelen, en
wij mensen ook, met elkaar verbonden.
0 Comments:
Post a Comment
<< Home